foto In het schrijfblok komt telkens een nieuw (reis)verhaal over de belevenissen van bezoekers van de site. Ook jij kunt jouw verhaal insturen voor publicatie.

2006: Frankrijk; Cevennen – Florac – le Vigan – en verder

Zoals ik al aangaf in het reisverhaal van 2005 gaan we dit keer kijken in het zuidelijk deel van de Cevennen. Op 8 juni zijn we vertrokken en na twee overnachtingen onderweg op een parkeer-plaats (zoals bekend zijn we rustige reizigers) staat de auto nu in St. Andre de Valborgne langs de muur van een kerkhof.

kaart

Optimistisch met volle bepakking lopen we in zuidelijke richting om een rondje te maken over de GR de Pays du Tour de la Haute Vallée Borgne (alleen al het uitspreken daarvan zou je bijna moe maken).

Bij een fontein in het dorp drinkt Bertie van het water wat ik niet zie anders had ik haar misschien kunnen waarschuwen. Een fontein spuit vaak hetzelfde water steeds rond zodat de kans op ziekte veroorzakende beestjes wel groot is zoals later zal blijken.

Bij les Abrits zijn we de markering al kwijt en lopen een poosje te zoeken. Gelukkig wijst een behulpzame bewoner ons de weg en vinden we even later weer een paar verfstreepjes. We klimmen het pad op van 459 naar 612 meter, het gaat behoorlijk steil omhoog (uiteindelijk moeten we op 900 meter komen) en op de een of andere manier gaat het weer fout.

'Omhelzing' (Keramiekobject van Bertie van Drenth)

Stuk terug, kaart bestuderen, beneden ons zien we het dak van een gite, dat klopt. Naar boven en weer gaat het fout. We raken in een zware mineur stemming en besluiten terug te gaan.

Waarom we dit niet volgehouden hebben is achteraf moeilijk te bevatten. Waarschijnlijk wordt het te zwaar die grote rugzakken met onze fysieke (on)mogelijkheden. Natuurlijk was ook het feit dat de eerste dag gelijk een heftige klim inhield, debet aan de situatie én waarschijnlijk het water wat Bertie gedronken heeft want als we weer beneden bij de weg staan stort ze in.

Ik gooi mijn rugzak bij haar en zeg haar te wachten, ik ga de auto halen. Het is een kilometer of vier lopen dus ik ben even onderweg. Gelukkig rijdt hier niet zoveel verkeer.

Wel hoor ik steeds een van achter komende 'zoeff' waardoor ik ge-neigd ben weg te duiken. Lange tijd heb ik niet door wat dat is tot ik een zwaluw vlak over mijn hoofd zie wegscheren. Nu ik oplet zijn dat de veroorzakers van het geluid. Door mijn bezwete lichaam vorm ik een aantrekkingskracht op zwermen muggen en dat vinden die zwaluwen weer te gek. Ik ook trouwens, vreet ze maar op die bloedprikkers. Ze komen van achteren recht op me af vliegen met hun open laadbakken en vlak bij me zoeven ze dus rakelings langs me heen. Die beesten zijn zo snel dat ik het niet door had.

Een stuk verder, net voor ik het dorp weer binnenloop staat een man te vissen en hij gooit een gevangen vis langs de kant die nog even spartelt en dan stil ligt. Een klein meisje dat met haar moeder bij hem staat kijkt met bedenkelijke ogen naar het dier en probeert die voor-zichtig met haar voet aantikkend weer tot leven te wekken. Als ze zich realiseert dat de vis dood is, loopt ze huilend naar haar moeder. De twee volwassenen lachen om haar, stommelingen.

Bij le Masaout lopen we vandaag een geel gemarkeerd route, een rustig rondje over le Pompidou met de dagrugzakjes.

Als we bij de auto terug zijn voelt Bertie zich behoorlijk ziek. Haar lichaam zit onder de rode uitslag. Ja hoor, het verkeerde water na-tuurlijk. We hopen dat het goed gaat en er geen hospitaal aan te pas moet komen.

Voor de zekerheid blijven we een dag bij de auto al lijkt het gelukkig goed af te lopen, het wordt minder met die pukkels. Nou ja, dat bouwt weer wat weerstand op zullen we maar denken.

Langs de weg bij Biasses zetten we de auto neer. Ook hier is een geel gemarkeerd vrij simpel rondje en we hopen op die manier wat inge-lopen te raken. Ik moet nog steeds erg wennen aan het idee dat ik niet meer met 25 kilo op mijn rug dagenlang kan rondsjouwen, maar ja ik moet er ook nog steeds aan wennen dat ik inmiddels bijna 63 ben.

Via Barre des Cevennes rijden we naar Florac om onze voorraad aan te vullen. Het stadje zelf kennen we van vorig jaar. Niets interessants te bekijken voor bergliefhebbers zoals wij dus rijden we door naar de Gorges du Tarn ten westen van Florac met zijn kalkpla-teaus.

Ondanks de informatie op het internet die het gebied als 'spectaculair' beschreef vinden we er niet veel aan (te verwend?), maar wandelen wel een beetje rond. Als we terug bij de auto zijn en ik mijn GSM controleer op noodberichten krijg ik een SMS binnen dat Bertie oma is geworden. Ha, nu is ze 'ouder' dan ik want ik ben (bij mijn weten) nog steeds geen opa.

Gisteren hebben we een rondje bij Barre des Cévennes gelopen, een stuk over de GR72 en via een alternatieve route weer terug. Deze kleine rondwandelingen beginnen ons toch wat te vervelen.

Vanuit Barre maken we nog een rondwandeling via Col des Faisses over de GR7 en GR43 om bij de Col du Rey binnendoor weer terug te gaan. Deze route bevalt ons al wat beter. Op een hoogte zo rond de 1000 meter fraaie uitzichten.

In de buurt van St. Andre de Valborgne lopen we nog een paar dag-rondes waarvan één van twaalf uur. Dat is natuurlijk wel weer een nadeel, als je je 'huis' niet bij je hebt en het zit een beetje tegen of de dagroute is toch langer dan verwacht moet je doorgaan.

Via een kronkelende D10 rijden we naar de Col de l'Espinas. Op een bordje staat een rondwandeling aangegeven en het begin loopt over een bergpaadje langs de flank met een mooi uitzicht over de bergen. Het ziet er aantrekkelijk uit en we pakken de kleine rugzakjes in.

Na een paar honderd meter blijkt dat we blijkbaar sinds lang de enigen zijn die hier lopen want zowel markeringen als pad gaan volledig verloren. Terug? Nee, dan maar onze kompasneus achterna en zo goed het lukt volgen we de enigszins begaanbare helling.

Dan moeten we afzakken want grote rotsblokken beletten verdergaan op deze hoogte. In de diepte zien we iets wat op een huis lijkt en dat lijkt ons een mooi oriëntatiepunt om niet kompleet te verdwalen.

Als we op een vlak stukje komen ligt er een pas aangevreten kadaver van een roodbruine, zo te zien jonge koe. De jas is nog ongeschonden en zou een mooie lap leer zijn, maar ten eerste lijkt het me een smerig karwei en ten tweede weet ik niet hoe dat moet. Misschien is dat ook maar beter want, hoewel ik geen veganist ben (wel vegetarisch dus de afgekloven botten mogen de gieren sowieso hebben) en dus wel leren schoenen draag ben ik er ook tegen dat er straks iemand na mijn dood mijn vel afstroopt om er lampenkapjes van te maken.

Het afdalen gaat met horten en stoten, soms zitten we vast tussen ondoordringbare struiken, soms staan we voor een onneembare helling en moeten we er via een bocht omheen.

Maar het lukt en als we beneden aankomen blijkt er een weggetje te zijn (logisch bij huizen) en als we over een bruggetje lopen zitten we ineens in Azië. Een metershoog bamboebos rijst op naast het water-tje. Ooit zal iemand hier wel een stengeltje bamboe geplaatst hebben waarna het is verder gewoekerd. Dit kennen we ook uit onze tuin. Het lijkt zo'n mooie groenblijver die je privacy geeft, totdat je merkt dat onderaards de wortels je hele tuin ondergraven en je overal nieu-we uitlopers loopt te trekken.

Hier is in ieder geval de markering weer aangegeven en met een enorme boog lopen we terug naar de Col. Het laatste stuk gaat via de weg, maar het blijkt ook mogelijk bovenlangs te gaan. Wel 100 meter hoger en het is al laat, maar het loopt een stuk leuker. Om zeven uur zijn we terug bij de auto en kunnen we een voedzame maaltijd maken.

Na het eten wordt vlak voor onze neus in de bocht van de weg dwars over een auto neergezet om de weg te blokkeren en een raceauto begint aan een proefrit. Met hoog piepende versnellingen en gillende banden stuift hij een stuk terug om dan met een enorme snelheid aan te komen stuiven, bij de bocht een bedoelde slip te maken die hem om zijn as doet draaien en de man die de wacht houdt glundert. Dat moet blijkbaar nog eens geprobeerd worden want weer rijdt het snelheidsmonster weg.

Dan komt er van opzij een kudde schapen de weg oversteken en de man trekt wit weg en rent zwaaiend in de richting van de schapen om zijn maat te waarschuwen. Hij komt daar nooit op tijd aan want in de verte klinkt het aankomend gegil al weer. Gelukkig (voor de scha-pen) ziet de coureur de schapen ook en het gaat nog net goed.

Weer een draai om zijn as voor onze voordeur, net niet het ravijn in, ik voel me hier ook niet zo veilig en dan gaan ze weg. Een ma-chotrots straalt van ze af als ze ons groeten. Ik groet niet terug en de kwaadheid moet wel van mijn gezicht af te lezen zijn.

Na een dagje rust omdat Bertie maagpijn had (nog steeds van dat water?) klimmen we vandaag vanuit Valleraugue via de Sentier des 4000 Marches naar de top van de Mont Aigoul, een klim van 358 naar 1565 meter.

In het begin lopen we tussen wijngaarden en kastanjebossen, maar geleidelijk gaat dit gebied over in een leisteen-achtige structuur met scherpe rotspunten. In de verte ziet die leisteen eruit als op elkaar gestapelde kurkeik, dichtbij op platen verroest ijzer.

Op sommige plekken is het uitzicht adembenemend. Jammer dat het wat nevelig is want het schijnt dat je bij helder weer over heel de Cevennen kunt uitkijken tot zelfs de Alpen en Middellandse zee aan toe.

Als we, toch wel enigszins gesloopt op de top aankomen is het een drukte van belang. We zoeken een rustig hoekje uit de wind (het is hier behoorlijk koud) en genieten van het uitzicht. Ik krijg het een beetje benauwd van de ruimte. Heb ik misschien last van ruimte in plaats van hoogtevrees? Geen idee, misschien allebei. De enorme wijdte en diepte van het uitzicht voor ons maakt me in ieder geval wat duizelig.

In ons hoekje doen we een tukje om weer wat op kracht te komen en daarna lopen we het weerstation binnen omdat daar een fototentoonstelling zou zijn. Het is druk en we zijn er snel doorheen. De foto's zijn wel mooi, maar in het echt is het mooier al zien we nu natuurlijk wel hoe het er hier in de winter uitziet. Bergen sneeuw en ijs.

Er is ook een enorm restaurant waaruit ons vieze patatwalmen tege-moet waaien en we beginnen snel aan de afdaling. Te snel, want we raken het pad kwijt, maar na een stuk terug omhoog zien we waar het fout ging en de terugweg naar Valleraugue levert verder geen problemen op behalve dat die 4000 treden heen en weer ons behoorlijk uitgeput hebben.

We zakken een stuk naar het zuiden om St. Andre de Majencoules bekijken, een oud bergdorp.

Via een netwerk van kronkelwegen naar het westen rijden we le Vigan voorbij en komen bij Nant. De D991 volgend rijden we door de prachtige Vallee de la Dourbie. Hoog boven ons hangen op het randje van de afgrond kleine huisjes van het bergdorp Cantobre geplakt. Je krijgt het gevoel dat ze bij de geringste trilling het ravijn in zullen storten.

We zakken af naar het zui-den en overnachten in de buurt van Belmont. We hebben besloten uit deze streek weg te gaan en via onze geliefde Pyreneeën Baskenland in te rijden. Niet dat het hier niet mooi is, maar we worstelen nog steeds een beetje met het ons opgelegd veranderde reisgedrag.

Via kleine weggetjes komen we uiteindelijk bij Belcaire langs de D613 en we zijn weer op de hoogte waar we ons thuis voelen (1400 meter). Weliswaar nog maar in het voorgebergte, maar het begint er op te lijken. Grote brokken rots en een geweldig uitzicht.

Hier blijven we een dag om de schok te verwerken, want je weet natuurlijk maar nooit wat de uitwerking zal zijn van dit overweldi-gende gebied.

Door de vallei van Belcaire lopen we via de Col de Chioula naar Ax les Thermes en genieten weer volop. We zitten bijna in Andorra.

Er zijn natuurlijk heel wat mooie berggebieden op de wereld, maar toch… Ach, we kennen lang niet alles en zullen ook nooit alles zien. Dat is ook niet nodig, zeker niet als je daarvoor met een lading kero-sine de lucht in moet. 'Dan liever de lucht in' zou van Speijk zeggen.

Na de prachtige wandeling rijden we naar de Col de Port

Na Massat rijden we op een mooie en stille bergweg door de Pyre-neeën. Plotseling zie ik rechts een inham naar beneden. Voorzichtig achteruit rijdend met Bertie als gids laat ik de auto de schuine helling afzakken. Eng, krijg ik die later wel weer omhoog? Dit is te mooi om voorbij te laten gaan. Lekker zonnetje, een beek en hoge bergen om ons heen.

De weg loopt bovenlangs, maar het is een binnenweg die nauwelijks gebruikt wordt. Een ideale plek een uitgebreid bad –volgens mij valt het met die opwarming trouwens wel mee, het beekwater is nog steeds ijzig koud–, lekker eten, rust, een kampvuur en de vijf liter jerrycan wijn die we net gekocht hebben. Het vuur is loeiend heet, de wijn lekker en ons gebrabbel tussen de natuurgeluiden door ook het wederzijds aanhoren waard.

Bertie heeft vlakbij een oude plastic tuinstoel met afgebroken leuning gevonden, ik zit bij het vuur als een koning op zijn troon en zij op zo'n laag bij de grond kampeerstoeltje. Zo wordt het steeds donkerder tot er een enorme flits van bergtop naar bergtop door de lucht vliegt gevolgd door een donderende klap. Als een 'bijna' echte ouwe hippie roep ik 'wauw' en ren naar de auto. Een enorme stortbui begint en aan alle kanten flitst en dondert het.

Net daarvoor hebben we een oude paraplu met een kapotte spaak gevonden en er ligt ook altijd zo'n opvouwbaar ding klaar voor noodgevallen. Onder voor die situatie totaal niet berekende paraplu's worden we steeds natter.

Op een moment kijk ik naar mijn voeten en zie dat ik in een woest stromende modderstroom zit, die van boven langs het bergpad naar de beek stroomt. Het vuur is zo heet dat het gewoon in de neerstor-tende regen blijft branden, midden in de waterstroom omdat het 'toevallig' op een heuveltje gemaakt is en we hebben weer het gevoel dat dit bedoeld wordt met de zin van het leven.

We zitten uren te genieten in deze 'uiterst gevaarlijke' situatie van hoogspanning boven je kop en met je voeten in het water, maar misschien geeft dat nou juist wel dat gevoel van kosmische eenheid en het zou wel heel 'toevallig' zijn als twee minimensjes bij een vuur-tje een elektroshock krijgen toegediend. Gelukkig gek zijn we wel.

Natuurlijk ploegt die geweldige Japie Krekel zich weer naar boven de weg op. Het is na al dat watergeweld koud en hierna rijden we een wat minder mooie route.

Ergens voor Col des Ares stoppen we om te slapen. De stemming van Bertie is een beetje gezakt door het vele rijden en de wat tegenval-lende rit na de belevenis van de vorige avond. Ik zwijg maar want ik ben ook niet zo optimaal, geef de schuld aan de veel te grote plons wijn die in die jerrycan zat.

Ze heeft natuurlijk wel gelijk. Doordat we er op de eerste dag achter kwamen dat lange tochten verleden tijd zijn voor ons en het negatie-ve gevoel daarover hebben we veel in de auto gezeten. We moeten zoeken naar een manier om onze reizen anders vorm te geven en leren accepteren dat het ultieme gevoel om met je huis op je rug dagenlang rond te zwerven voorbij is. We hebben er onvergetelijke herinneringen aan overgehouden.

We vorderen maar kleine stukjes alsof we moeite hebben de bergen weer te verlaten. Op de Col dÁubisque (1700 meter) schijnt de zon en we vergapen ons op de vele bergen rondom ons. We blijven maar weer even. Er kan ons niks gebeuren, Lourdes is vlakbij.

Dit kleine weggetje naar het zuiden verder aftuffend kruisen we de Spaanse grens bij Col du Pourtalet. Een mooi langgerekt hooggelegen dal voert naar de N330 waarop we naar het westen rijden.

In het centrum van Irunea/Pamplona kuieren we de smalle straatjes door. Veel kleine galerieën om ons cultuurpeil wat op te schroeven. Jammer dat overal de stierenrenners zo prominent aanwezig zijn, die zonodig één keer per jaar moeten bewijzen wie de minste macho is (die kan het hardst rennen). Als cultuurverschijnsel is het natuurlijk wel interessant.

Alle zijstraatjes zijn (net als bij ons de schotten tegen water) afsluit-baar met dikke bielsen en in het ene na het andere winkeltje is wel een prul te koop waarop het volksvermaak wordt afgebeeld. Ik vraag me af of tijdens het voorafgaande naaktrennen (als protest) de balken ook geplaatst worden. Waarschijnlijk zitten die er al. Nou ja, we zullen het gelukkig moeten missen, volgende week is het zover.

We slenteren nog even door een markthal en rijden dan naar de Golf van Biskaje en langs de kust in de buurt van Deba vinden we een brede strook om te bivakkeren. Bertie neemt de gelegenheid waar om ook dit stuk zee te bezwemmen. Er beuken sterke golven op de rotsblokken waaronder ettelijke krabben proberen net langs de vloedlijn te blijven.

Gisteren hebben we Donostia/S.Sebastian bekeken en vandaag, als mijn 64ste levensjaar met kerkklokken wordt ingeluid rijden we terug naar Nederland. Twee dagen later duiken we in een heet bad.

John Vangelis


Hiking-site.nl op Twitter




Share/Bookmark
homezoeken op deze sitetop van de pagina
Vertel vrienden over deze pagina

Laatste wijziging: 27-03-2024

Hiking-site.nl is een site voor actieve buitensporters, wandelaars en hikers die op zoek zijn naar informatie over materiaal, routes, navigatie, EHBO, tips en tricks, avontuur, wandelen, outdoor en buitensporten. Nieuw op deze site?
Lees dan eerst eens rustig deze pagina met informatie over Hiking-site.nl!
[home] [linken naar Hiking-site.nl] [adverteren op Hiking-site.nl]
"; } if(lC>2400) { rightAd3.innerHTML = "
"; }